Wat is het risico dat een gedetineerde ontsnapt bij z'n overbrenging van de gevangenis naar het gerechtsgebouw?


Sabien Lahaye-Battheu: Mijn vraag dateert van 24 september en zou eigenlijk niet meer echt actueel zijn, mochten vandaag de ontsnapten, zo heb ik gehoord, niet opnieuw moeten voorkomen in het Brusselse justitiepaleis, met heel veel bewaking en veiligheidsmaatregelen vandien.

Ik kom nog eens terug op wat onder andere einde augustus in onze commissie werd gezegd. Bij het overbrengen van een gevangene naar een gerechtsgebouw moet namelijk zowel de lokale politie van de zone waar de gevangenis ligt als die van de zone waar het gerechtsgebouw ligt, vooraf het gevaar inschatten. Op basis daarvan worden de veiligheidsmaatregelen genomen. Die inschatting gebeurt op basis van informatie in de databank van justitie, SIDIS. Die wordt gevoed door de gevangenisdirecteuren. Zij zorgen voor de input met naam, misdrijf, data en plaats van opsluiting enzovoort.

Die databank bevat enkel informatie over het gedrag van de gedetineerden binnen de gevangenis en bevat dus niet alle relevante gegevens die nodig zijn voor het maken van een optimale risicoanalyse van het ontsnappingsgevaar. Die worden niet vermeld. Het voorbeeld van de drie gangsters die op 4 augustus ontsnapten uit het Brusselse justitiepaleis toont dat aan. Het waren blijkbaar gevangenen die zich koest hielden, zonder incidenten. Daardoor werd de risicoanalyse laag gehouden. Zowel zone Brussel-Zuid als zone Brussel-Hoofdstad-Elsene oordeelde dat code 1 van toepassing was en bijgevolg werd het veiligheidscorps in het justitiepaleis niet bijgestaan door gewapende agenten van de politie.

U hebt toen onder andere gerepliceerd dat de politie een manifeste inschattingsfout had gemaakt door een te laag risiconiveau op te leggen. Om te weten of een gevangene ook buiten de gevangenismuren gevaarlijk was en is, had men bijvoorbeeld de Algemene Nationale Gegevensbank van de politie kunnen raadplegen. Echter – en dit is het probleem -, die databank is blijkbaar niet goed afgestemd op die van Justitie. De gebrekkige informatiestroom, de slecht gevoede databank, het gebrek aan snelheid en de passieve houding van sommige diensten werd door het comité P al in 2003 aangekaart. Naar aanleiding daarvan werd gestart met een functionele analyse om de doorstroming tussen ANG, de databank van de politie, en SIDIS beter te laten verlopen.

Het is nu zes jaar later en de analyse is, naar verluidt, bijna klaar. Het heeft een hele tijd geduurd. Het komt nu Justitie toe om die analyse technisch te vertalen naar een moderne elektronische databank.

Een betere informatiestroom tussen alle actoren en de databanken stond ook centraal in de dwingende richtlijn uit 2001. Die richtlijn had tot doel de veiligheid te vergroten van het penitentiair personeel en het politiepersoneel dat belast is met de overbrenging van gevangenen en ook het ontvluchtingsgevaar te verkleinen.

Ook het rapport van de werkgroep die zich heeft gebogen over een actualisering van die richtlijn, zou naar verluidt  bijna klaar zijn en in intussen al voorgesteld moeten zijn.

Tot slot, de liberale vakbond van het politiepersoneel meent dat de verantwoordelijken van een gerechtelijk dossier, dus de parketmagistraten en onderzoeksrechters, eigenlijk de enigen zijn die juist kunnen inschatten hoe gevaarlijk gevangenen zijn die voor de rechtbank moeten verschijnen.

Mijnheer de minister, ten eerste, wat is de stand van zaken in de ontwikkeling van die moderne elektronische databank? Hoe zal de werking ervan eruitzien?

Ten tweede, in afwachting daarvan, klopt het dat niet alle gevangenissen even nauwkeurig SIDIS updaten? Zo ja, waarom? Overweegt u wijzigingen aan te brengen aan de werkwijze van de huidige databank, zodat de politie een meer adequate risicoanalyse kan maken? Zijn er sinds de ontsnapping van 4 augustus al maatregelen genomen om de risicoanalyse te verbeteren?

 

Minister Stefaan De Clerck: De zogenaamde functionele analyse van de databank is klaar. Ze werd uitgewerkt in een werkgroep waarin zowel politie als Justitie vertegenwoordigd was en omvat een beschrijving van de operationele behoeften waaraan de databank moet voldoen. De technische vertaling van die functionele analyse is momenteel gaande en zal zo snel mogelijk worden doorgevoerd.

De nieuwe databank zal gebaseerd zijn op de huidige databank SIDIS, zoals vermeld. De vernieuwde SIDIS gaat uit van een informatiestroom in twee richtingen tussen politie en de gevangenissen. Daarmee wordt trouwens ook tegemoetgekomen aan de aanbevelingen van het comité. Zowel de politiediensten als de gevangenissen zullen de databank kunnen en moeten voeden. Ook de magistratuur zal de databank kunnen raadplegen. Er zal gewerkt worden met een fiche per gedetineerde die alle nodige informatie van politie en Justitie zal bevatten inzake het risico van ontsnapping.

Het updaten van de gegevens in SIDIS zou soms sneller of nauwkeuriger kunnen, doch in het overgrote gedeelte van de dossiers vormt dat absoluut geen probleem. Dat is en zal de verantwoordelijkheid blijven van de gevangenisdirectie. In het concept van de vernieuwde SIDIS zal ook de politie haar informatie systematisch moeten updaten.

De huidige werkwijze bestaat erin dat naast SIDIS ook nog andere databanken van de politie geraadpleegd dienen te worden. In de toekomst zal dat minder nodig zijn, doordat de nieuwe SIDIS automatisch gevoed zal worden met bepaalde politie-informatie.

Er wordt momenteel evenwel bekeken of bepaalde politionele en gerechtelijke informatie wel automatisch kan worden toegevoegd aan de vernieuwde SIDIS-databank. Ik denk hierbij aan vertrouwelijke informatie afkomstig van informanten, in een lopend onderzoek. We moeten dus toch nakijken of de informatie waar nodig op de juiste manier wordt gefilterd.

Los van het updaten en raadplegen van de databank, is het ook nodig om de juiste criteria vast te leggen op basis waarvan het dreigingsniveau per gedetineerde en per transfer zal worden bepaald. Die criteria werden bepaald in de werkgroep MFO-1 van de geïntegreerde politie. Ik heb op 27 augustus aan de werkgroep gevraagd om op basis van die criteria het volledig proces van de risicoanalyse in detail uit te schrijven. In dat proces zal ook het gebruik van de juiste databanken worden beschreven, evenals de raadpleging van een magistraat, bijvoorbeeld in geval van vertrouwelijke informatie afkomstig van een informant in een lopend onderzoek.

De werkgroep MFO-1 van de geïntegreerde politie heeft op 27 augustus ook een concreet voorstel gedaan voor de creatie van een autonoom orgaan voor de analyse van de dreiging. Dat lijkt mij een zeer goede piste. Ik zal eerstdaags met mijn collega van Binnenlandse Zaken overleggen hoe we dat concreet kunnen invullen. Het is in elk geval de bedoeling om de capaciteit, die nu versnipperd wordt ingezet voor de risicoanalyse, te centraliseren en te komen tot een uniforme werkwijze met betrokkenheid van alle diensten. De complexe problematiek van het correct en tijdig aanwenden van de juiste databanken volgens de juiste procedure pleit tevens voor de oprichting van een onafhankelijk gespecialiseerd orgaan met de nodige knowhow. Ik denk dat het een onafhankelijk orgaan moet zijn.

De werkgroep MFO-1 van de geïntegreerde politie heeft op 2 oktober zijn conclusies toegelicht aan het directoraat-generaal van de gevangenissen en aan mijn beleidscel. Op basis van dat overleg wordt nu verder gekeken hoe een en ander definitief kan worden afgewerkt.

Naast de conclusie dat er een autonoom orgaan voor de evaluatie van de dreiging noodzakelijk is, zal het vooral gaan om een gedetailleerde beschrijving van de diverse types opdrachten en de bijhorende operationele maatregelen voor de politie. De werkgroep heeft natuurlijk ook rekening gehouden met de vooruitgang en bevindingen die de werkgroep inzake de vernieuwde SIDIS-databank heeft uitgewerkt.

Beide werkgroepen zijn waar nodig geïntegreerd te werk gegaan. De risicoanalyse is niet alleen gebaseerd op louter gerechtelijke informatie. Het gedrag van de gedetineerden in de gevangenis en tijdens de overbrenging is eveneens van wezenlijk belang en kan ook worden ingebracht in de databank.

Een onafhankelijk orgaan waarin alle betrokken diensten zijn vertegenwoordigd, biedt betere garanties op een volledige, kwaliteitsvolle en afdwingbare dreigingsevaluatie. Dit is het meest essentiële punt: men moet een databank volledig voeden en een onafhankelijk orgaan moet overgaan tot de vastlegging van de juiste dreigingsanalyse, zodat de politie niet naar de gevangenis moet verwijzen of vice versa. Daarvoor moet een onafhankelijke, geprofessionaliseerde structuur instaan.