Vanaf 1 augustus 2010 onderhoudsgeld duidelijker bepaald en moeilijker te ontwijken


Vanaf 1 augustus moet de rechter rekening houden met acht elementen om het bedrag van de onderhoudsbijdrage te bepalen. "Tenzij er tussen de partijen een akkoord is, zal de magistraat in zijn beslissing een achttal precieze elementen moeten opnemen, op basis waarvan de kinderalimentatie wordt bepaald. De belangrijkste zijn: de inkomsten van de ouders, de kosten van het kind, de verblijfsregeling van het kind, het bedrag van de kinderbijslag en andere voordelen. Deze verplichte motivering zal niet alleen voor de rechters, maar ook voor de partijen een zekere discipline met zich meebrengen, die er op vandaag niet altijd is. Een beslissing, waarin duidelijk wordt gemotiveerd waarom het onderhoudsgeld wordt bepaald op bijvoorbeeld 300 euro per maand, zal door de onderhoudsplichtige (hopelijk) ook beter worden aanvaard én nagekomen dan op vandaag soms het geval is", zegt Sabien.

Wanneer diegene die alimentatie moet betalen, zijn of haar betalingsplicht twee keer niet is nagekomen (in het jaar voorafgaand aan het verzoek), móet de rechter voortaan toestemming geven voor ontvangstmachtiging. Dat wil zeggen dat de werkgever of uitbetalingsinstelling (bijvoorbeeld RVA) de bijdrage, die verschuldigd is, rechtstreeks moet storten op de bankrekening van de onderhoudsgerechtigde. Er komt een einde aan de keuzemogelijkheid, die de rechter heeft om de onderhoudsgerechtigde te machtigen de gelden van de onderhoudsplichtige te ontvangen via loondelegatie of ontvangstmachtiging. De ene rechter staat dat vandaag immers gemakkelijk toe, de andere bijna nooit", aldus Sabien, die hiermee haar eigen wetsvoorstel goedgekeurd ziet.

Ook het begrip ‘buitengewone kosten' wordt gedefinieerd. Dit zijn kosten die het gebruikelijke budget voor het dagelijks onderhoud van het kind overschrijden. "Vandaag worden zowel in vonnissen als in overeenkomsten de buitengewone kosten veelal verdeeld tussen de ouders. De wet vermeldt, laat staan definieert, de buitengewone kosten niet. Dat leidt tot heel wat discussies en soms zelfs gerechtelijke procedures tussen ouders", alsnog Sabien.

De rechter zal de betrokkenen ook kunnen verplichten een bankrekening te openen op naam van de kinderen, de zogenaamde 'kinderrekening'. Daarop kan bijvoorbeeld de kinderbijslag worden gestort, in het geval van verblijfsco-ouderschap. Met het geld kunnen de kosten voor de kinderen dan worden betaald.

Lees hierna de volledige wettekst:

Wet van 19 maart 2010 ter bevordering van een objectieve berekening van de door de ouders te betalen onderhoudsbijdragen voor hun kinderen

 

Afkondiging: 

vrijdag, 19/03/2010

Deze wet treedt in werking op 1 augustus 2010.

Artikel 1321,§ 2, 2º, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals gewijzigd bij artikel 14, treedt pas in werking twee maanden na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van de berekeningswijze bepaald in artikel 1322 van het Gerechtelijk Wetboek zoals gewijzigd bij artikel 15.

De berekeningsmethode vervat in de wet bestaat uit de inschrijving van een aantal objectieve parameters die de magistraten moeten aftoetsen teneinde tot een duidelijkere motivering van het opgelegde bedrag van de onderhoudsbijdrage te komen.

De wet behelst verder:

- een beveiliging van de de rechten van de onderhoudsgerechtigden door hen een ontvangstmachtiging toe te staan;

- een wettelijke omschrijving van de ‘buitengewone kosten' voortaan wettelijk omschreven, wordt voorzien;

- de wettelijke invoering van de kindrekeningen;

- betere informatievoorziening omtrent de Dienst voor Alimentatievoorzieningen.

Nieuwe wettelijke bepalingen (gecoördineerde tekst na de wetswijziging van 19 maart 2010:

Nieuwe artikels Burgerlijk Wetboek


Art. 203. § 1

De ouders dienen naar evenredigheid van hun

middelen te zorgen voor de huisvesting, het

levensonderhoud, de gezondheid, het toezicht,

de opvoeding, de opleiding en de ontplooiing

van hun kinderen. Indien de opleiding niet

voltooid is, loopt de verplichting door na de

meerderjarigheid van het kind.

§ 2. Met middelen wordt onder andere bedoeld

alle beroepsinkomsten, roerende en onroerende

inkomsten van de ouders, alsook alle voordelen

en andere middelen die hun levensstandaard en

deze van de kinderen waarborgen.

§ 3. De langstlevende echtgenoot is gehouden tot

de verplichting gesteld in paragraaf 1 ten

aanzien van de kinderen van de vooroverleden

echtgenoot van wie hij niet de vader of de

moeder is, binnen de grenzen van hetgeen hij

heeft verkregen uit de nalatenschap van de

vooroverledene en van de voordelen die deze

hem mocht hebben verleend bij

huwelijkscontract, door schenking of bij

testament.


Art. 203bis

 

§ 1. Elke ouder draagt bij in de

kosten die voortvloeien uit de bij artikel 203, §

1, bepaalde verplichting, in verhouding tot zijn

respectieve aandeel in de samengevoegde

middelen.

§ 2. Onverminderd de rechten van het kind, kan

pagina | 4

elk van de ouders van de andere ouder diens

bijdrage vorderen in de kosten voortvloeiende

uit artikel 203, § 1.

§ 3. De kosten omvatten de gewone kosten en de

buitengewone kosten.

De gewone kosten zijn alle gebruikelijke kosten

met betrekking tot het dagelijkse onderhoud van

het kind.

Onder buitengewone kosten wordt verstaan de

uitzonderlijke, noodzakelijke of onvoorzienbare

uitgaven die voortvloeien uit toevallige of

ongewone gebeurtenissen en die het

gebruikelijke budget voor het dagelijkse

onderhoud van het kind dat desgevallend als

basis diende voor de vaststelling van de

onderhoudsbijdragen, overschrijden.

§ 4. Op vraag van één van de ouders kan de

rechter de partijen verplichten een rekening te

openen bij een door de Commissie voor het

Bank, Financie- en Assurantiewezen op grond

van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van

en het toezicht op de kredietinstellingen

vergunde instelling, die bestemd wordt tot de

betaling van de bijdragen vastgesteld op grond

van artikel 203, § 1.

In dat geval bepaalt de rechter minstens:

1º de bijdrage van elk der ouders in de kosten

bedoeld in artikel 203, § 1, alsook de sociale

voordelen die aan het kind toekomen die op deze

rekening gestort dienen te worden;

2º het maandelijks tijdstip waarop deze

bijdragen en sociale voordelen gestort dienen te

worden;

3º de wijze waarop over de op deze rekening

gestorte sommen kan worden beschikt;

4º de kosten die betaald worden met deze

gelden;

5º de organisatie van het toezicht op de

uitgaven;

6º de manier waarop tekorten aangevuld zullen

worden;

7º de bestemming van de overschotten die op

deze rekening gestort worden.

Stortingen van bijdragen gedaan ter uitvoering

van dit artikel, worden beschouwd als betalingen

van onderhoudsbijdragen in het kader van de in

artikel 203, § 1, gedefinieerde

onderhoudsverplichting.

 

Artikel 203ter


Indien de schuldenaar een van de verplichtingen

opgelegd bij de artikelen 203, 203bis, 205, 207,

336 of 353-14, van dit Wetboek of de krachtens

artikel 1288, eerste lid, 3º, van het Gerechtelijk

Wetboek of de krachtens een notariële of

gehomologeerde overeenkomst tussen partijen

aangegane verbintenis niet

nakomt, kan de schuldeiser, onverminderd het

recht van derden, zich voor de vaststelling van

het bedrag van de uitkering en voor de

tenuitvoerlegging van het vonnis doen

machtigen om, met uitsluiting van voornoemde

schuldenaar, onder de voorwaarden en binnen de

grenzen door het vonnis gesteld, de inkomsten

van deze laatste of iedere andere hem door een

derde verschuldigde geldsom te ontvangen.

In alle geval staat de rechter de machtiging toe

indien de onderhoudsplichtige zich gedurende

twee, al dan niet opeenvolgende, termijnen in de

loop van twaalf maanden die aan het indienen

van het verzoekschrift voorafgaan, geheel of ten

dele onttrokken heeft aan zijn verplichting tot

betaling van levensonderhoud uitgezonderd

ingeval de rechter anders oordeelt, wegens

uitzonderlijke omstandigheden eigen aan de

zaak.

De rechtspleging en de bevoegdheden van de

rechter worden geregeld volgens de artikelen

1253ter tot 1253quinquies van het Gerechtelijk

Wetboek.

Het vonnis kan worden tegengeworpen aan alle

tegenwoordige of toekomstige derdenschuldenaars,

na kennisgeving door de griffier

bij gerechtsbrief op verzoek van de eiser.

Wanneer het vonnis ophoudt gevolg te hebben,

geeft de griffier daarvan bericht aan de derdenschuldenaars

bij gerechtsbrief.

De griffier vermeldt in zijn kennisgeving wat de

derde schuldenaar moet betalen of ophouden te

betalen.


Art. 203quater.

 

§ 1. De krachtens artikel 203, §

1, bepaalde onderhoudsbijdrage, vastgesteld

hetzij bij vonnis overeenkomstig artikel 1321

van het Gerechtelijk Wetboek, hetzij bij

overeenkomst, wordt van rechtswege aangepast

aan de schommelingen van het indexcijfer

van de consumptieprijzen.

Deze basisbijdrage is gebonden aan het

indexcijfer van de consumptieprijzen van de

maand die voorafgaat aan de maand waarin het

vonnis dat de bijdrage van elk van de ouders

bepaalt, wordt uitgesproken, tenzij de rechter er

anders over beslist. Om de twaalf maanden

wordt het bedrag van de bijdrage van rechtswege

aangepast in verhouding tot de verhoging of de

verlaging van het indexcijfer van de

consumptieprijzen van de overeenstemmende

maand.

Deze aanpassing wordt op de bijdrage toegepast

vanaf de vervaldag die volgt op de

bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het

in aanmerking te nemen nieuwe indexcijfer.

De rechter kan nochtans een andere formule

toepassen voor de aanpassing van de

onderhoudsbijdrage. De partijen kunnen

eveneens bij overeenkomst afwijken van deze

aanpassingsformule.

§ 2. In het belang van het kind, kan de rechter op

vraag van één van de partijen beslissen dat de

onderhoudsbijdrage van rechtswege verhoogd

wordt in de door hem bepaalde omstandigheden.

 

Artikel 301, § 12

wordt opgeheven.


Art. 336

Het kind wiens afstamming van vaderszijde niet

vaststaat, kan van degene die gedurende het

wettelijke tijdvak van de verwekking met zijn

moeder gemeenschap heeft gehad, een

onderhoudsbijdrage vorderen op grond van

opleiding vorderen.

Indien de opleiding niet voltooid is, loopt de

verplichting tot na de meerderjarigheid van het

kind.

artikel 203, § 1.


Art. 339

De artikelen 203, 203bis en 203quater zijn van

overeenkomstige toepassing.


Art. 353-14

De adoptant of de adoptanten zijn

levensonderhoud verschuldigd aan de

geadopteerde en aan diens afstammelingen

indien zij behoeftig zijn. Artikel 203, 203bis en

203quater zijn van overeenkomstige toepassing.

De geadopteerde en zijn afstammelingen zijn

levensonderhoud verschuldigd aan de adoptant

of aan de adoptanten, indien zij behoeftig zijn.

Indien de geadopteerde zonder afstammelingen

sterft, is zijn nalatenschap levensonderhoud

verschuldigd aan de adoptant of aan de

adoptanten ingeval deze personen ten tijde van

het overlijden behoeftig zijn. Artikel 205bis, §§ 3

tot 5, is van toepassing op deze verplichting tot

levensonderhoud.

De verplichting tot uitkering van

levensonderhoud blijft bestaan tussen de

geadopteerde en zijn ouders. Deze laatsten zijn

aan de geadopteerde evenwel alleen

levensonderhoud verplicht indien hij dit niet kan

verkrijgen van de adoptant of adoptanten.

Ingeval een persoon het kind of het adoptief

kind van zijn echtgenoot of van de persoon met

wie hij samenwoont, adopteert, zijn zowel de

adoptant als zijn echtgenoot of de persoon met

wie hij samenwoont hem overeenkomstig Artikel

203 levensonderhoud verschuldigd.

Artikel 203bis en 203quater zijn van

overeenkomstige toepassing.

 

Nieuwe artikels Gerechtelijk Wetboek


Art. 626

De vorderingen betreffende de uitkeringen tot

onderhoud, bedoeld in artikel 591, 7°, kunnen

worden gebracht voor de rechter van de

woonplaats van de eiser, de vorderingen

strekkende tot de verlaging of de

opheffing van deze uitkeringen uitgezonderd.


Art. 1253quater

Wanneer de vorderingen gegrond zijn op de

artikelen 214, 215, 216, 221, 223, 1420, 1421,

1426, 1442, 1463 en 1469 van het Burgerlijk

Wetboek: a) doet de rechter de partijen oproepen

in raadkamer en poogt ze te verzoenen;

b) wordt de beschikking gewezen binnen 15

dagen na de indiening van het verzoek; de

griffier geeft ervan kennis aan beide echtgenoten

bij gerechtsbrief

c) kan, indien de beschikking bij verstek is

gewezen, de partij die niet verschenen is, binnen

een maand na de kennisgeving bij gerechtsbrief

verzet doen bij verzoekschrift ingediend ter

griffie van de rechtbank;

d) is de beschikking vatbaar voor hoger beroep

ongeacht het bedrag van de eis: hoger beroep

wordt ingesteld binnen een maand na de

kennisgeving bij gerechtsbrief;

e) kan elk der echtgenoten te allen tijde in

dezelfde vorm wijziging of intrekking vorderen

van de beschikking of het arrest.


Art. 1280

De voorzitter van de rechtbank of de rechter die

het ambt van voorzitter waarneemt,

rechtsprekend in kort geding, neemt, in iedere

stand van het geding tot de ontbinding van het

huwelijk op verzoek van de partijen of van een

van de partijen of van de procureur des Konings,

kennis van de voorlopige maatregelen die

betrekking hebben op de persoon, op het

levensonderhoud en op de goederen, zowel van

de partijen als van de kinderen.

De rechter houdt, in voorkomend geval, rekening

met de meningen van de kinderen die werden

geuit op de wijze bepaald bij artikel 931, derde

tot zevende lid.


De procureur des Konings kan, door bemiddeling

van de bevoegde sociale dienst alle dienstige

inlichtingen betreffende de zedelijke en

stoffelijke toestand van de kinderen inwinnen.

De voorzitter van de rechtbank of de rechter die

het ambt van voorzitter waarneemt kan de

procureur des Konings verzoeken de in vorig lid

bedoelde informatie te verrichten.

Van de informatie wordt in alle gevallen aan

partijen kennis gegeven.

De voorzitter van de rechtbank of de rechter die

het ambt van voorzitter waarneemt kan gebruik

maken van dezelfde bevoegdheden als bij artikel

221 van het Burgerlijk Wetboek aan de

vrederechter zijn toegekend. In dit geval kan zijn

beschikking ingeroepen worden tegen alle

tegenwoordige of toekomstige derdenschuldenaars,

nadat zij hun, op verzoek van een

van de partijen, door een gerechtsdeurwaarder

zal zijn betekend. Wanneer zij ophoudt haar

gevolgen te hebben, krijgen de derdenschuldenaars

op dezelfde wijze daarvan bericht

ten verzoeke van de meest gerede partij.

Indien een echtgenoot zich tegenover de andere

schuldig gemaakt heeft aan een feit als bedoeld

in de artikelen 375, 398 tot 400, 402, 403 of 405

van het Strafwetboek, of heeft gepoogd een feit

te plegen als bedoeld in de artikelen 375, 393,

394 of 397 van hetzelfde Wetboek, of indien er

ernstige aanwijzingen voor dergelijke

gedragingen bestaan, zal de echtgenoot die het

slachtoffer is, behalve bij uitzonderlijke

omstandigheden, het genot toegewezen krijgen

van de echtelijke verblijfplaats indien hij daarom

verzoekt.

De artikelen 1253sexies, § 1, 1253septies, eerste

lid, en 1253octies zijn van toepassing wanneer

verbod is gevorderd of uitgevaardigd om voor

hypotheek vatbare goederen te vervreemden of

met hypotheek te bezwaren; artikel 224 van het

Burgerlijk Wetboek is mede van toepassing.

De zaak blijft tot de ontbinding van het huwelijk,

tijdens de hele echtscheidingsprocedure,

aanhangig bij de voorzitter van de rechtbank of

de rechter die het ambt van voorzitter

De procureur des Konings kan, door bemiddeling

van de bevoegde sociale dienst alle dienstige

inlichtingen betreffende de zedelijke en

stoffelijke toestand van de kinderen inwinnen.

De voorzitter van de rechtbank of de rechter die

het ambt van voorzitter waarneemt kan de

procureur des Konings verzoeken de in vorig lid

bedoelde informatie te verrichten.

Van de informatie wordt in alle gevallen aan

partijen kennis gegeven.

De voorzitter van de rechtbank of de rechter die

het ambt van voorzitter waarneemt kan gebruik

maken van dezelfde bevoegdheden als bij artikel

221 van het Burgerlijk Wetboek aan de

vrederechter zijn toegekend. In dit geval kan zijn

beschikking ingeroepen worden

tegen alle tegenwoordige of toekomstige

derdenschuldenaars na kennisgeving door de

griffier bij gerechtsbrief op verzoek van de eiser.

Wanneer de beschikking ophoudt haar gevolgen

te hebben, krijgen de derden-schuldenaars

daarvan bericht door de griffier bij gerechtsbrief.

De griffier vermeldt in zijn kennisgeving wat de

derde-schuldenaar moet betalen of ophouden

te betalen.

Indien een echtgenoot zich tegenover de andere

schuldig gemaakt heeft aan een feit als bedoeld

in de artikelen 375, 398 tot 400, 402, 403 of 405

van het Strafwetboek, of heeft gepoogd een feit

te plegen als bedoeld in de artikelen 375, 393,

394 of 397 van hetzelfde Wetboek, of indien er

ernstige aanwijzingen voor dergelijke

gedragingen bestaan, zal de echtgenoot die het

slachtoffer is, behalve bij uitzonderlijke

omstandigheden, het genot toegewezen krijgen

van de echtelijke verblijfplaats indien hij daarom

verzoekt.

De artikelen 1253sexies, § 1, 1253septies, eerste

lid, en 1253octies zijn van toepassing wanneer

verbod is gevorderd of uitgevaardigd om voor

hypotheek vatbare goederen te vervreemden of

met hypotheek te bezwaren; artikel 224 van het

Burgerlijk Wetboek is mede van toepassing.

De zaak blijft tot de ontbinding van het huwelijk,

tijdens de hele echtscheidingsprocedure,

aanhangig bij de voorzitter van de rechtbank of

waarneemt.

Onverminderd een nieuwe dagvaarding of een

vrijwillige verschijning der partijen, kan de zaak

binnen 15 dagen voor de rechter worden

gebracht doordat één van de partijen haar

conclusies op de griffie neerlegt.

de rechter die het ambt van voorzitter

waarneemt.

Onverminderd een nieuwe dagvaarding of een

vrijwillige verschijning der partijen, kan de zaak

binnen 15 dagen voor de rechter worden

gebracht doordat één van de partijen haar

conclusies op de griffie neerlegt.

 

Art. 1320

De vorderingen tot toekenning, verhoging,

verlaging of afschaffing van de uitkering tot

levensonderhoud kunnen worden ingesteld bij

verzoekschrift op tegenspraak, overeenkomstig

de artikelen 1034bis tot 1034sexies.


Art. 1321

§ 1. Behoudens akkoord van de partijen over het

bedrag van de onderhoudsbijdrage in het belang

van het kind, vermeldt elke rechterlijke

beslissing die de onderhoudsbijdrage vaststelt

op grond van artikel 203, § 1, van het Burgerlijk

Wetboek volgende elementen:

1º de aard en het bedrag van de middelen van elk

van de ouders door de rechter in acht genomen

op grond van artikel 203, § 2, van het Burgerlijk

Wetboek;

2º de gewone kosten waaruit het budget voor het

kind is samengesteld alsook de manier waarop

deze begroot zijn;

3º de aard van de buitengewone kosten die in

acht genomen kunnen worden, het deel van deze

kosten dat elk van de ouders voor zijn rekening

dient te nemen alsook de modaliteiten voor de

aanwending van deze kosten;

4º de verblijfsregeling van het kind en de

bijdrage in natura van elk van de ouders in het

levensonderhoud van het kind tengevolge van

deze verblijfsregeling;

5º het bedrag van de kinderbijslag en van de

sociale en fiscale voordelen van alle aard die elk

van de ouders voor het kind ontvangt;

6º de inkomsten die elk van de ouders in

voorkomend geval ontvangt uit het genot van de

goederen van het kind;

7º het aandeel van elk van de ouders in de

tenlasteneming van de kosten voort vloeiende uit

artikel 203, § 1, van het Burgerlijk Wetboek en de

daarop eventueel vastgestelde

onderhoudsbijdrage, evenals de modaliteiten

voor de aanpassing ervan op grond van artikel

203quater van het Burgerlijk Wetboek;

8º de bijzondere omstandigheden van de zaak

die in acht genomen zijn.

§ 2. De rechter verduidelijkt:

1º op welke manier hij de in § 1 bedoelde

elementen in acht genomen heeft;

2º bij een met bijzondere redenen omkleed

vonnis, op welke manier hij de

onderhoudsbijdrage en de modaliteiten voor de

aanpassing ervan overeenkomstig artikel

203quater, § 2, van het Burgerlijk Wetboek heeft

bepaald, ingeval hij afwijkt van de in artikel

1322, § 3, voorziene berekeningswijze.

§ 3. Het vonnis vermeldt de gegevens van de

Dienst voor alimentatievorderingen, opgericht

bij de wet van 21 februari 2003 tot oprichting

van een Dienst voor alimentatievorderingen bij

de FOD Financiën, en wijst op diens opdracht

betreffende het toekennen van voorschotten op

onderhoudsbijdragen en de invordering van

verschuldigde onderhoudsbijdragen.


Art. 1322

§ 1. Er wordt een commissie voor

onderhoudsbijdragen opgericht die

aanbevelingen opstelt voor de begroting van de

kosten voortvloeiende uit artikel 203, § 1, van

het Burgerlijk Wetboek en de vaststelling van de

bijdrage van elk van de ouders overeenkomstig

artikel 203bis van het Burgerlijk Wetboek.

Zij evalueert jaarlijks deze aanbevelingen en

bezorgt een advies aan de minister van Justitie

en de minister bevoegd voor de Gezinnen, vóór

de 31ste januari van het jaar volgend op het

voorbije burgerlijke jaar. De bevoegde minister

voor de Gezinnen legt dit advies neer in de

federale wetgevende Kamers, aangevuld met de

bemerkingen van de in het voorgaande lid

genoemde ministers.

§ 2. De Koning bepaalt de samenstelling en de

werking van de commissie die uit een gelijk

aantal leden van elk geslacht bestaat.


Hij verzoekt elk deelgebied dat betrokken is bij

gezinszaken, deel te nemen aan de

werkzaamheden van die commissie.

§ 3. De Koning kan een berekeningswijze

opstellen om de toepassing van de in § 1

bedoelde aanbevelingen te vergemakkelijken.

Art. 1322 /1

De beslissing die uitspraak doet over een

uitkering tot onderhoud is van rechtswege

uitvoerbaar bij voorraad, tenzij de rechter

hierover anders beslist op vraag van een van de

partijen.

Overgangsbepaling

Deze wet is van toepassing op elke nieuwe

vordering ingeleid na de in werkingtreding ervan

overeenkomstig artikel 18, eerste lid, alsook op

elk verzoek tot de machtiging bepaald in artikel

203ter van het Burgerlijk Wetboek ingeleid na de

inwerkingtreding ervan zelfs al is het vonnis

waarop het verzoek tot machtiging is gesteund,

uitgesproken vóór de inwerkingtreding van deze

wet zoals bedoeld in artikel 18, eerste lid. De

oude wet blijft evenwel van toepassing op elke

procedure ingeleid vóór de inwerkingtreding van

deze wet zoals bedoeld in artikel 18, eerste lid,

en op elke beslissing die op dat moment geen

kracht van gewijsde heeft gekregen.

In afwijking van het vorige lid, wordt een

vordering tot wijziging van een

onderhoudsbijdrage die vóór de

inwerkingtreding van deze wet zoals bedoeld in

artikel 18, eerste lid vastgesteld werd,

beschouwd als een nieuwe vordering, wanneer

nieuwe omstandigheden buiten de wil van de

partijen hun toestand of die van de kinderen

ingrijpend wijzigen.

Inwerkingtreding

Deze wet treedt in werking op de eerste dag van

de vierde maand na die waarin ze is

bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

In afwijking van het eerste lid, treedt artikel

1321,§ 2, 2º, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals

gewijzigd bij artikel 14, in werking twee

maanden na de bekendmaking in het Belgisch

Staatsblad van de berekeningswijze bepaald in

artikel 1322 van het Gerechtelijk Wetboek zoals

gewijzigd bij artikel 15.