Co-ouderschap moet niet de regel zijn


"Elke scheiding moet en kan nog steeds individueel worden bekeken. De rechter kan altijd een niet-gelijkmatig verdeelde huisvesting opleggen. Dat is onvoldoende geweten. Als de afstand tussen de woonplaatsen van de beide ouders al te ver is of als er geen dialoog is tussen de ouders, wordt er inderdaad geen rekening gehouden met het welzijn van het kind, wanneer het verblijfsco-ouderschap wordt opgelegd", zegt Sabien, die destijds meesleutelde aan de wet. 

Een en ander bevestigde de staatssecretaris voor het Gezinsbeleid Melchior Wathelet gisteren in de Kamercommissie Justitie ook nog eens in zijn antwoord op een parlementaire vraag van Sabien over het systeem van co-ouderschap. Die vraag kwam er ook naar aanleiding van cijfers, die vorige week bekend geraakten, over het stijgend aantal inbreuken op het niet-naleven van verblijfsrecht en persoonlijk contact. De parketten behandelden vorig jaar 20.652 dergelijke inbreuken, tegenover 18.040 het voorgaande jaar, een stijging van 13 %.

"Het aantal klachten over de niet afgifte van hun kinderen lag vóór de wet van 2006 even hoog, dus dat is geen geen goede indicator voor het succes of de mislukking van die wet. Wel wordt er te weinig gebruik gemaakt van sommige bepalingen uit die wet. Zo kunnen partijen zich onmiddellijk weer tot de rechter, die de beslissing heeft genomen, wenden als een van de ouders de beslissing niet nakomt. En als ze het toch doen, moeten ze soms maanden op een beslissing wachten. Om daaraan te verhelpen, moeten de jeugdrechtbanken dringend extra middelen krijgen", besluit Sabien.