Co-ouderschap moet niet de regel zijn


"Elke scheiding moet en kan nog steeds individueel worden bekeken. De rechter kan altijd een niet-gelijkmatig verdeelde huisvesting opleggen. Dat is onvoldoende geweten. Bijvoorbeeld als de afstand tussen de woonplaatsen van de beide ouders al te ver is of als er geen dialoog is tussen de ouders, wordt er inderdaad geen rekening gehouden met het welzijn van het kind, wanneer het verblijfsco-ouderschap wordt opgelegd."

Onderzoek

Verblijfsco-ouderschap is in opmars, sinds de wetswijziging van 2006. Een kwart van alle kinderen met gescheiden ouders woont de ene week bij vader en de andere week bij moeder. Van de recentere scheidingen zou dat al vier op de tien zijn.

Uit een studie bij 2.442 gescheiden ouders in Vlaanderen door de onderzoeksgroep Gezin en Bevolking van het Centrum voor Sociologie aan de KULeuven blijkt nu dat co-moeders meer sociaal geïntegreerd zijn dan moeders met hoofdverblijf. Bij gescheiden vaders heeft de verblijfsregeling amper invloed op de mate waarin ze buitenshuis actief zijn. Ze hebben wel een betere band met hun kinderen. De kinderen zijn dan weer niet altijd even gelukkig met het verblijfsco-ouderschap: het voortdurend verhuizen veroorzaakt stress en als ouders ver uiteen wonen, moeten de kinderen een deel van hun sociale activiteiten opgeven.

"Daarom is volgens de onderzoeksgroep de ideale verblijfsregeling er één waarbij ze bij één ouder wonen, maar de andere ouder vaak zien, en niet alleen tijdens verwenweekends. Dat voorstel gaat mijn inziens te ver. Het zou al een stap vooruit zijn wanneer alle rechters de gelijkmatig verdeelde huisvesting niet als een verplicht op te leggen model ervaren, maar ervan uitgaan dat er twee modellen zijn (gelijkmatig en niet-gelijkmatig verdeelde huisvesting), die geval per geval moeten worden onderzocht", besluit Sabien.