Bijstand van een advocaat bij een eerste verhoor


Korte toelichting:

Het arrest-Salduz bepaalt dat iedere verdachte bij een eerste verhoor moet worden bijgestaan door een advocaat. De Kamerleden amendeerden de tekst van de Senaat maar lichtjes. Nochtans vroeg de Raad van State om het begrip "verhoor" beter te definiëren. Dat is nodig om te bepalen vanaf wanneer iemand recht heeft op bijstand van een advocaat.

"We verkozen naar de parlementaire werkzaamheden te verwijzen, meer bepaald naar een nota van vier pagina's van het College van Procureurs-Generaal waarin opgesomd staat wat niet beschouwd dient te worden als een verhoor dat bijstand door een advocaat vereist", zegt Sabien.

De Kamercommissie Justitie ging wel in op de vraag van de Raad van State om te preciseren welke verklaringen, bij overtreding van de toekomstige wet, niet kunnen weerhouden worden om iemand te veroordelen. Er wordt evenwel niets gezegd over de onderzoeksdaden die op basis van deze verklaringen werden uitgevoerd.


Lees hier de tussenkomst van Sabien tijdens de plenaire zitting van de Kamer van 15 juni 2011:

Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, na deze toch wel eenzijdige en pessimistische benadering van collega Landuyt, begin ik positief. Ik breek een lans voor de mensen op het terrein, politiemensen, griffiers, procureurs, advocaten, magistraten die hun best doen om de Europese Salduz-rechtspraak om te zetten in de praktijk door de raadpleging of de bijstand van een advocaat nu al te organiseren naar aanleiding van een eerste verhoor. De doemscenario's die collega Landuyt aanhaalt, worden volgens mij ontkracht door de praktijk en door het feit dat Salduz vandaag al werkt en wordt toegepast.

Wij hinken als wetgever achterop, ook al zijn er in dit huis sinds 2009 vele vragen gesteld en wetsvoorstellen geschreven. Ik wil in deze mijn collega's, de dames Van Cauter en Taelman, vernoemen. Er is, mijnheer de minister, herhaaldelijk aan uw mouw getrokken. Wij hinken achterop. Het gaat zelfs zover dat de mensen op het terrein er al van uitgaan dat de wet al aangepast is. Ik verwijs naar een anekdote die ik vanochtend nog heb meegemaakt als advocaat.

Vanmorgen, heel vroeg, ik was amper uit de badkamer, werd ik opgebeld door een politieman om - zoals wij dat met een nieuw werkwoord zeggen - te gaan "salduzen". Ik ben naar het politiebureau gereden. Juist voor de cliënt binnenkwam, heeft de politieman mij uitgelegd dat er een nieuwe wetgeving is en dat mensen die voor de eerste keer verhoord worden nu het recht op bijstand krijgen of het recht om vóór het eerste verhoor met hun advocaat te spreken. Toen ik hem wilde uitleggen dat het debat over de wetswijziging vanmiddag in de Kamer zou plaatsvinden en dat wij die morgen zouden goedkeuren, viel hij compleet uit de lucht. Hij zei dat hij dacht dat het al wet was en dat men het zo al doet.

Hiermee wil ik dus iedereen ervan bewustmaken, ten eerste, dat het in de praktijk al toegepast wordt en, ten tweede, dat wat wij hier doen heel belangrijk is, maar dat wij ook heel veel respect moeten hebben voor alle mensen op het terrein die sinds lange tijd al veel inspanningen doen om de Salduz-rechtspraak toe te passen. 

Mijnheer de minister, bij het begin heeft onze fractie zich gebogen over de vraag hoe de vereisten van de Europese rechtspraak op de meest haalbare manier kunnen worden verzoend met de dagelijkse praktijk van de politie, het parket en de onderzoeksrechters. Hoe kunnen de rechten van verdachten verzoend worden met de veiligheid van de samenleving? Dat is de evenwichtsoefening die wij moesten maken, zowel in de Senaat als in de Kamer.

Op dit punt zijn de hoorzittingen in de Senaat en in de Kamer heel interessant geweest. Ze waren heel uitvoerig, ook al hadden wij als commissieleden soms het gevoel dat wij water en vuur moesten proberen te verzoenen. In de hoorzittingen was men wel unisono in de luide roep naar een duidelijke wet. In de praktijk wordt Salduz al toegepast, zoals ik al zei, maar wel op een verschillende manier. Er zijn heel veel good practices, maar het is hoog tijd dat de wet duidelijke instructies geeft en duidelijk aangeeft welk systeem moet worden gevolgd.

Er hebben dus hoorzittingen plaatsgevonden. De Raad van State heeft een advies uitgebracht. In de commissie was er een constructieve discussie. Wij hebben, zoals altijd, verschillende meningen gehoord. Het was echter opmerkelijk dat wij binnen een zelfde politieke familie aan de ene kant de maximalistische visie hoorden verkondigen en aan de andere kant de minimalistische. Tijdens de besprekingen hebben wij lang stilgestaan bij een aantal punten. Ik wil er een vermelden: de definitie van een verhoor.

Moet de definitie van verhoor al dan niet in de wet worden opgenomen? Wij blijven bedenkingen hebben bij de keuze die werd gemaakt om de definitie niet in de wet op te nemen. Het advies van de Raad van State stelde immers letterlijk dat het nodig is om het begrip "verhoor" te definiëren of minstens te omschrijven. Er werd gekozen voor een tussenoplossing, maar de Open Vld heeft daar toch nog vragen bij.

Iedereen, zowel voor- als tegenstemmers, u, mijnheer de minister, en de mensen die de wet in de praktijk zullen moeten toepassen, is zich ervan bewust dat de tekst niet ideaal is. Er zal zeker nog commentaar worden op geleverd, maar als wetgever kunnen wij zeggen dat wij een poging hebben gedaan om tot een zo leefbaar mogelijk geheel van regels te komen.

Voor de Open Vld zijn drie punten heel belangrijk. Een eerste punt is de termijn van 24 uur. In de Senaat werden daarover uitvoerige debatten gevoerd, maar in de Kamer waren die besprekingen iets korter. Wij zijn niet blind voor de praktische moeilijkheden op het gebied van de termijn waarbinnen een en ander moet gebeuren, zoals gezegd door een aantal collega's, en daarom maakt deze tekst het mogelijk om de termijn van 24 uur eenmaal te verlengen. Wij hebben dit bij wijze van compromis gesteund. U kent ons standpunt, mijnheer de minister. Wij zijn er altijd voorstander van geweest om die verlenging in de Grondwet in te schrijven. Terwijl velen hun adem inhielden voor het advies van de Raad van State op dit punt, heeft de Raad van State bij dit compromis geen bezwaar geopperd.

Een tweede heel belangrijk item voor ons betreft de financiële implicaties. Ik heb hier horen zeggen dat dit voor een bepaalde groep een nieuwe markt is. Men zou op die markt springen en de schatkist plunderen. Ik denk dat de in de tekst aangebrachte verduidelijking heel belangrijk is. Ik citeer: "Enkel indien de ondervraagde persoon over onvoldoende inkomsten beschikt, zal hij of zij aanspraak kunnen maken op de gedeeltelijke of de volledige kosteloosheid". Ik ben ervan overtuigd dat het in de eerste plaats de taak is van de advocaat om er niet automatisch van uit te gaan dat als men wordt opgeroepen om te gaan "salduzen", dit dan wel in het kader van de tweedelijnsbijstand zal zijn. Nee, zo werkt dat niet. In eerste instantie moet de solvabiliteit worden bekeken. Een cliënt die solvabel is, betaalt zijn advocaat. Enkel in het andere geval, bij insolvabiliteit, kan men het systeem van de tweedelijnsbijstand aanspreken. Er is een punt geweest omtrent de retroactiviteit. Mijnheer de minister, ik heb u daarover een tijdje geleden al een vraag gesteld. Zullen advocaten die in de voorbije periode al hebben "gesalduzd", eventueel nog een vergoeding krijgen vanuit de tweedelijnsbijstand? U antwoordde heel duidelijk dat er geen retroactiviteit geldt, maar enkel een vergoeding, enkel punten, zodra de wet in werking treedt, normaal gezien in het najaar. Vanuit een bepaalde hoek is daar heel wat reactie tegen. Zoals u hebt uitgelegd in de commissie, moet er echter eerst een wet zijn, een systeem op basis waarvan er gehonoreerd wordt, waarin bepaald wordt hoeveel punten er toegekend zullen worden, vooraleer er kan worden uitbetaald.

Een derde en laatste punt waarop de Open Vld heeft aangedrongen, is de evaluatie. Ik zei al dat iedereen zich ervan bewust is dat de voorliggende tekst geen ideale tekst is. Daarom herhalen wij onze vraag om ervoor te zorgen dat de wet binnen een bepaalde tijd wordt geëvalueerd. Mijnheer de minister, u hebt in de commissie geantwoord dat die evaluatie gepland is binnen het jaar, zowel kwalitatief als kwantitatief. Het nodige budget daartoe is ter beschikking. Ik zou u dan ook willen vragen om dat nog eens uitdrukkelijk te bevestigen.

Collega's, ik besluit. De Open Vld is zowel in de Senaat als in de Kamer constructief geweest in de discussie over dit heel belangrijk wetsontwerp. Wij zullen het wetsontwerp steunen. Nogmaals, ik pleit ervoor om de tekst op een goede manier toe te passen en om hem binnen de overeengekomen termijn te evalueren.