Aanscherping regels corporate governance Belgacom


Belgacom organiseerde zelf een interne audit naar aanleiding van de onthulling dat de CEO van het overheidsbedrijf eveneens zetelde als bestuurder in een vastgoedvennootschap die interesse vertoonde in een te koop aangeboden Belgacomgebouw. Deze interne audit pleitte Bellens vrij van belangenvermenging.

De raad van bestuur van Belgacom bestelde eveneens een externe audit om de zaak uit te pluizen. Die kwam tot dezelfde conclusie. Maar die tweede audit doet een aantal pertinente vragen rijzen bij commissievoorzitter Sabien: "Vooreerst werd ze uitgevoerd door Deloitte, de huisconsultant van Belgacom. Bovendien bleek vandaag dat de opdracht van Deloitte er enkel in bestond om de interne audit te controleren. Het betrof dus geen nieuwe doorlichting." Sabien is persoonlijk van mening dat het onderzoek verder moet worden gevoerd en zal hierover tijdens de komende commissievergadering beraadslagen met de andere partijen.

Voorzitter van de raad van bestuur Stefaan De Clerck kondigde voormiddag wel aan dat hij op de volgende raad van 12 december zal voorstellen om de corporate governance regels aan te passen. "Dat is een goede zaak. Zelfs indien zou blijken dat de CEO zich niet schuldig maakte aan belangenvermenging, stellen we toch vast dat er een ethisch probleem is", zegt Sabien. Zij vraagt aan de raad van bestuur om het parlement nauw te betrekken bij het aanscherpen van de regels: "Het KB betreffende deugdelijk bestuur van 2010 voorziet ook in die mogelijkheid. Het is maar normaal dat wij als aandeelhouder het recht hebben om de corporate governance te evalueren." Tot slot wijst de commissievoorzitter er op dat de raad van bestuur zelf in haar statuten onverenigbaarheden betreffende mandaten van Belgacombestuurders kan opnemen (Wet van 21 maart 1991, Art.59/5). "Ik ben geen voorstander om onze bestuurders en bazen van overheidsbedrijven in een wettelijke dwangbuis te wringen om alle mogelijke gevaren in te dijken. Het is beter om een beroep te doen op de verantwoordelijkheid en beroepsethisch aanvoelen van de raad van bestuur om het handelen van henzelf en het directiecomité te reguleren", besluit Sabien.