Slechts kwart van voorschotten onderhoudsgeld teruggevorderd
In 2013, 2014 en 2015 werd respectievelijk 7,6 miljoen, 8,5 miljoen en 9,4 miljoen euro teruggevorderd. Dat geeft iets hogere percentages (33,6%, 36,2% en 35,9% van de uitbetaalde sommen), die echter moeten met omzichtigheid gehanteerd worden. De ingevorderde sommen zijn immers niet noodzakelijkerwijze gelinkt aan de voorschotten, die betaald werden in het jaar van uitbetaling van de voorschotten. Het kan immers ook gaan om sommen, die zijn teruggevorderd voor in de loop van de voorbije jaren uitbetaalde voorschotten.
Aantal begunstigde kinderen stijgt drie keer sneller door optrekken van loongrens
“Sinds 1 augustus 2014 werd de dienst toegankelijker gemaakt door de loongrens op te trekken tot 1.800 euro, maar werden ook de instrumenten uitgebreid om voorschotten terug te vorderen. Er kan nu beslag worden gelegd op het volledige inkomen van de niet-betalende partij. Zelfs het rijbewijs kan worden ingetrokken bij niet-betaling aan de DAVO”, zegt Sabien. “Het is immers niet de bedoeling dat de belastingbetaler het onderhoudsgeld financiert in plaats van de ouders. Het betalen van onderhoudsgeld is een prioritaire plicht van elke ouder. Wie meer dan twee maanden geen onderhoudsgeld betaalt voor zijn of haar kinderen, is strafbaar.”
Ruim anderhalf jaar na de inwerkingtreding vroeg Sabien een evaluatie van de nieuwe wet in de Kamercommissie Financiën. “Er is een duidelijk effect. In vergelijking met 2014 nam het aantal begunstigde kinderen toe met bijna 15% en het totale bedrag aan betaalde voorschotten met 11,55 %. Voor de inwerkingtreding van de wet was het gemiddelde stijgingspercentage van de laatste vijf jaar 4,5 % respectievelijk 6 %. De impact van de andere maatregelen is niet te meten. De mogelijkheid van het intrekken van het rijbewijs in een procedure van familieverlating is een algemene maatregel, die niet verbonden is aan de werking van de DAVO”, aldus Van Overtveldt.
“Eer zijn voornamelijk meer dossiers in de grootsteden. Extra medewerkers is voorlopig niet aan de orde, omdat de Algemene Administratie van de Inning en de Invordering haar teams reorganiseert. In de verschillende DAVO-cellen werken 79,25 voltijdse equivalenten. Dat komt overeen met 88 fysieke personen. Een aantal werknemers die vroeger bij de DAVO tewerkgesteld waren, werken nu in andere diensten, maar voeren toch nog DAVO-taken uit in hun nieuwe dienst.”
Sabien besluit: “Ik vind de toestand zorgwekkend. De bedragen verhogen altijd maar, maar het terugvorderen gaat moeilijk. Onderhoudsgeld moet in eerste instantie door de ouders worden betaald, en niet door de staat. Ik stel vast op het terrein dat sommige mensen heel vlug naar de DAVO trekken en niet alle bestaande middelen uitputten om het geld van de onderhoudsplichtige te vorderen. De wetgever heeft in de voorbije jaren nochtans een aantal bijkomende middelen gegeven. Bijvoorbeeld: de rechter moet nu de ontvangstmachtiging toekennen zodra twee maanden niet betaald zijn. Het onderhoudsgeld wordt dus afgehouden van de bron, bij de werkgever of de uitbetalingsinstelling. Dat middel bestaat, maar wordt te weinig gebruikt.”