Sabien test alcoholslot bij Vias institute / nieuwe wet verkeersveiligheid
Sinds 1 oktober 2010 hebben rechters de mogelijkheid om een alcoholslot op te leggen aan autobestuurders, die worden betrapt met meer dan 0,8 promille alcohol in het bloed of die in staat van dronkenschap verkeren.
Sabien stelde hierover in het verleden verscheidene parlementaire vragen en telkens bleek dat het alcoholslot zelden wordt toegepast. Tot op vandaag hebben slechts 67 mensen een omkaderingsprogramma gevolgd bij Vias, dat momenteel als enigste instelling hiervoor bevoegd is. Er zijn momenteel een tiental vestigingen in België, binnenkort twee per provincie. Voor de installatie van alcoholsloten is alleen het bedrijf Dräger erkend als dienstencentrum.
Sabien liet zich vanmiddag vooreerst overtuigen van de technische efficiënte van het toestel, dat geen achterpoortjes bevat en voldoet aan een strenge Europese normering. Zo is er een zeer specifieke blaastechniek, die de veroordeelde aangeleerd krijgt. Mislukte pogingen worden geregistreerd en tijdens de rit wordt er ‘ad random' gevraagd om nogmaals te blazen (binnen de 15 minuten).
Als belangrijkste oorzaak voor de gebrekkige toepassing wordt terecht verwezen naar de hoge kostprijs voor de installatie en de huur van het alcoholslot en voor het begeleidingsprogramma, ongeveer 3.000 euro per jaar tesamen. Er bestaat wel een mogelijkheid dat die kosten kunnen worden afgetrokken van de boete, die de veroordeelde ook meestal opgelegd krijgt, maar dat wordt niet automatisch toegepast. Vias verwacht ook dat de kosten zullen dalen als er in de toekomst veel meer alcoholsloten worden geïnstalleerd.
Door de nieuwe wetgeving, die op 1 juli 2018 in werking treedt, zullen rechters verplicht zijn gedurende minimaal een jaar een alcoholslot op te leggen aan wie betrapt wordt met minstens 1,8 promille alcohol in het bloed of wie herhaaldelijk wordt betrapt met minstens 1,2 promille.
Wie tot een alcoholslot wordt veroordeeld, kan er natuurlijk ook voor kiezen om een gedurende periode helemaal niet meer te rijden. Maar volgens Vias kiezen de meesten toch voor een alcoholslot. Voordeel is dat ze de auto kunnen blijven gebruiken, bijvoorbeeld tijdens de uitoefening van de job.
Andere wetswijzigingen
Sabien zet ook enkele andere aspecten uit het wetsontwerp op een rijtje:
- Wie kan aantonen dat hij of zij tijdens een overtreding niet zelf achter het stuur zat, wordt vandaag niet gestraft. Het is bovendien niet verplicht door te geven wie wel de bestuurder was. Dat verandert nu. Het huidige systeem met betrekking tot de aansprakelijkheid van de houder van de kentekenplaat leidt al te vaak tot straffeloosheid en is weinig efficiënt voor politie en justitie. Het niet meedelen van de bestuurder wordt strafbaar gemaakt, waarbij de rechter een ruime marge tot bestraffing heeft. De houder van de kentekenplaat moet weten aan wie hij zijn voertuig toevertrouwt en wordt verondersteld daarvoor zijn verantwoordelijkheid te nemen. Hij moet bijgevolg ook weten wie zijn voertuig bestuurde op het ogenblik van de feiten.
- Er worden ook strengere straffen opgelegd bij recidive en vluchtmisdrijf. Wie herhaaldelijk zware inbreuken pleegt, zoals dronken rijden en rijden tijdens een rijverbod, kan de straf zien verdubbelen. Voor vluchtmisdrijf - wat vaak een probleem is van hardleerse bestuurders - gaan de maximumstraffen omhoog. Voor vluchtmisdrijf zonder gewonden, kan de straf oplopen tot 6 maanden gevangenisstraf en/of een boete tot 2.000 euro. Indien de bestuurder een slachtoffer gewond achter laat, loopt de straf op tot 3 jaar gevangenisstraf en/of een boete tot 5.000 euro. Wanneer er een dode viel bij het ongeval, wordt de maximumstraf bepaald op 4 jaar en/of een boete tot 5.000 euro. De bestuurder zal bij een vluchtmisdrijf met gewonden of doden zijn rijbewijs minstens drie maanden verliezen.
- Wie in de toekomst wordt betrapt voor rijden zonder rijbewijs, kan daarvoor een gevangenisstraf oplopen, en niet enkel een boete. Het fenomeen is niet zo uitzonderlijk. In de eerste helft van 2017 werden in ons land 16.935 bestuurders betrapt op rijden zonder (geldig) rijbewijs. Voor wie meermaals niet-verzekerd rijdt, worden de minimumstraffen bij een eerste recidive binnen de drie jaar na de eerste veroordeling verhoogd naar minstens 3 maanden. De veroordeelde moet ook altijd opnieuw zijn theoretische en praktische proeven afleggen. Recidiveert hij een tweede keer binnen de drie jaar, dan moet het rijverbod minstens 6 maanden bedragen. Bij derde recidive wordt dat minstens 9 maanden rijverbod.
- Tot slot verlengt de verjaringstermijn voor verkeersmisdrijven van een naar twee jaar. Voor de zwaarste misdrijven geldt een termijn van drie jaar.
"In het verkeersveiligheidsbeleid zijn alle schakels in de ketting belangrijk."
Sabien benadrukt dat strenge(re) straffen maar één schakel zijn in een efficiënt verkeersveiligheidsbeleid: "Vooreerst moeten overtreders efficiënt worden opgespoord met gerichte controles en een grote pakkans. Daarna moeten de parketten op korte termijn vervolgen. De verlenging van de verjaringstermijn mag dus geen excuus worden voor de parketten, maar moet straffeloosheid tegengaan. Tot slot moet er inderdaad efficiënt en op maat worden bestraft en , last but not least, moeten de straffen worden uitgevoerd."
Lees hier de integrale tussenkomst van Sabien tijdens de plenaire zitting van de Kamer:
vanaf vrijdag 9 februari