Hervorming Assisen: het probleem van de motiveringsplicht van de jury misschien toch sneller ook theoretisch opgelost


Op 15 januari hebt u tijdens het vragenuurtje in de plenaire vergadering van de Kamer geantwoord aan mij en enkele collega's dat België drie maanden de tijd had om een verwijzing te vragen naar de Grote Kamer van het Europees Hof.

U hebt toen gezegd, wat ik nu citeer: "Ik denk dat we er al principieel voor gekozen hebben om die verwijzing te vragen, maar de argumentatie moet nog worden uitgebouwd. Aan de advocaten van de Belgische Staat werd gevraagd advies te geven over de kansen, de argumenten en de mogelijkheden rond de motivering van dat verzoek."

Als het hof het verzoek voor een verwijzing inwilligt, is er een opschorting van het arrest. Als er geen verwijzing is, wordt er impliciet beslist dat het nu gevelde arrest definitief is.

Mijnheer de minister, bijna twee maanden na die vraagstelling in plenaire vergadering wil ik u daarover het volgende vragen?

Wat is de timing over de beslissing om naar de Grote Kamer te gaan? Binnenkort verstrijkt de termijn. Is er al een advies van de advocaten, of is de beslissing om naar de Grote Kamer te gaan, misschien al genomen?

Tot slot, ook over het volgend punt is al een aantal keren gesproken. Blijft u bij uw standpunt dat de problematiek van de motivering van vonnissen in de praktijk nu opgelost is en dat de theoretische oplossing eigenlijk moet gebeuren via het grote debat over de hervorming van het Hof van Assisen, dat momenteel plaatsvindt in de Senaat (zie nieuwsbericht van 16 januari op deze website)?

Minister van Justitie Stefaan De Clerck:

In verband met de verwijzing naar de Grote Kamer, het volgende. Een dergelijk verzoek dient ingediend te worden binnen een termijn van drie maand na de uitspraak van het arrest. Dat betekent dat België tot 12 april aanstaande de tijd heeft om een dergelijk verzoek in te dienen. Sinds de uitspraak op 13 januari werd volop werk gemaakt van de analyse van het arrest en zijn mogelijke implicaties, zowel op het vlak van de Belgische wetgeving als inzake de voorbereiding van een mogelijke verwijzing. De ambitie is om die verwijzing inderdaad te vragen.

Het verzoek tot verwijzing is dus in voorbereiding en zal wijzen op de vragen die België heeft rond de interpretatie en de toepassing van het arrest, in het raam van de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. De aangestelde advocaat maakt deze week reeds een eerste ontwerp over dat het voorwerp zal uitmaken van verdere studie en bespreking.

Aangaande de werkwijze, te volgen in de lopende assisenzaken, is er inderdaad een eerste advies van het college van procureurs-generaal. Gelet op de stand van zaken – sedert het arrest-Taxquet werden inmiddels vier cassatieberoepen ingesteld tegen arresten van de hoven van beroep – moeten we zeggen dat het eigenlijk een voorlopig advies is, omdat wij voortdurend monitoren wat er gebeurt. Het advies zal dus getoetst moeten worden aan de rechtspraak van het Hof van Cassatie, en verder besproken worden.

Het advies is medegedeeld aan alle procureurs-generaal, die krachtens artikel 143 van het Gerechtelijk Wetboek bevoegd zijn om al de opdrachten van het openbaar ministerie te vervullen bij de hoven van assisen. Het advies werd ook ter informatie medegedeeld aan het college van eerste voorzitters van de hoven van beroep. Zoals ik reeds eerder meedeelde, kunnen geen instructies of richtlijnen gegeven worden aan de zetelende magistratuur. Het is ook niet gebruikelijk dat de hoge magistraten van de zetel, bij wijze van algemene en als regel geldende beschikkingen, hun standpunt zouden mededelen aan het openbaar ministerie. Ter zake verwijs ik naar artikel 6 van het Gerechtelijk Wetboek, dat bepaalt dat de rechters in de zaken die aan hun oordeel onderworpen worden, geen uitspraak mogen doen bij wege van algemene en als regel geldende beschikking.

Ik kan wel meedelen dat verschillende uitspraken in de richting van de oplossing zoals voorgesteld in het voorlopig advies van het Collega van procureurs-generaal gaan en dus dat dit eigenlijk wel een soort van praktijk wordt.

Volledigheidshalve verwijs ik nog naar het arrest van het Hof van Cassatie van 17 februari 2009 waarbij besloten werd dat het recht op een eerlijk proces en het recht op verdediging niet geschonden worden door de enkelvoudige beantwoording van de schuldvraag met ja of nee, gelet op de procedurele omkadering die een behandeling voor het hof van assisen kent.

Het is duidelijk dat de komende weken nog meer rechtspraak tot stand zal komen. Onder meer zal het Hof van Cassatie uitspraken moeten doen over de nieuw toegepaste werkwijze. Dit is eigenlijk een belangrijk punt. Onze nieuwe werkwijze moet getoetst worden aan Cassatie. Binnenkort weten wij of dit functioneert of niet.

Wetswijziging

In verband met de wetswijziging wordt elke woensdagvoormiddag vergaderd. Ik volg de wetgeving en het debat over de assisenprocedure, in de Senaat. Dit zit in een laatste rechte lijn. Daar is het debat bezig over de motivering, over het gezamenlijk beraad, enzovoort. Het is reeds uitgebreid aan bod gekomen. Dat laat ons toe om de nodige wetteksten en amendementen nu in staat te stellen. De optie is nog steeds om de hervorming van assisen in zijn geheel te behandelen en dus die motivering niet los te koppelen.

Wanneer echter zou blijken dat er geen werkwijze gevonden kan worden die zowel door het Hof van Cassatie als het Europees Hof aanvaard wordt, kan dit item er nog steeds uitgenomen worden en bij hoogdringendheid in een afzonderlijk wetsontwerp ter stemming worden voorgelegd. Voorlopig is dat echter niet de strategie. Voorlopig proberen wij het geheel in de Senaat te behandelen, om dan hopelijk zo snel mogelijk naar hier te komen.

Een aantal princiepsknopen is doorgehakt, maar wij moeten nu nog de redactie maken in functie van de politieke keuzes die in de Senaat zijn gemaakt. De ambitie is om zeker dit jaar klaar te zijn. Een termijn uitspreken is altijd delicaat, maar stilaan hoop ik dat wij misschien voor de zomer zouden kunnen klaar zijn met de hele hervorming van assisen. Dat zou bijzonder mooi zijn. Nous verrons!