Internetverkoop in vizier fiscus


VRAAG

Begin 2012 konden we in de pers vernemen dat het Belgian Internet Service Centre (BISC) van de Bijzondere Belastingsinspectie (BBI) de strijd zou opvoeren tegen internethandelaars die hun fiscale verplichtingen niet nakomen. De fiscus zou daarom alle verkoopswebsites, zoals eBay en Kapaza, contacteren om hun te verplichten alle gebruikers die belastingplichtig zijn aan te geven.  

Om te bepalen wie precies belastingen moet betalen op zijn verrichtingen en een btw-nummer dient te hebben, biedt de fiscus een aantal criteria aan. Zo wordt uitgegaan van een basisbedrag van 5.580 euro. Wie in een jaar tijd minder omzet maakt, kan volgens het btw-wetboek als "kleine onderneming" worden vrijgesteld. Een bijkomend criterium is echter ook de regelmaat van transacties. Wie één auto van 20.000 euro verkoopt, is niet belastingplichtig. Wie elk jaar twintig auto's van 1.000 euro verkoopt, is dat bijvoorbeeld wel.  

1.     Welke criteria gelden momenteel voor de verrichtingen op verkoopwebsites?

2.     Welke procedure volgt de fiscus voor internethandelaars die deze criteria overtreden?

3.     Bij hoeveel internethandelaars werd jaarlijks in de periode 2007-2011 een overtreding vastgesteld?

4.     Welke sancties gelden voor de overtreders?

5.     Heel wat domeinnamen uit het buitenland, waar ook Belgische internethandelaars op actief zijn, kunnen momenteel nog niet worden gecontroleerd. Welke (internationale) stappen zal men in de toekomst hiertoe ondernemen?      

ANTWOORD  

1.     Op grond van artikel 2 van het Btw-Wetboek, zijn de leveringen van goederen en de diensten die door een als zodanig handelende belastingplichtige onder bezwarende titel worden verricht aan de btw onderworpen, wanneer ze in België plaatsvinden. Overeenkomstig artikel 4 van het Btw-Wetboek wordt als belastingplichtige aangemerkt, eenieder die in de uitoefening van een economische activiteit, geregeld en zelfstandig, met of zonder winstoogmerk, hoofdzakelijk of aanvullend, leveringen van goederen of diensten verricht, die in het Btw-Wetboek zijn omschreven, ongeacht de plaats waar deze economische activiteit wordt uitgeoefend. Om een onderscheid te maken tussen een beroepsverkoper en een occasioneel verkoper moet derhalve nagegaan worden of de betrokkene bedoelde activiteit geregeld uitoefent. Dit is een feitenkwestie die geval per geval moet beoordeeld worden. In voorkomend geval kan de betrokkene zich evenwel beroepen op de vrijstellingsregeling bepaald in artikel 56, § 2, van het Btw-Wetboek en het koninklijk besluit nr. 19 van 29 december 1992 met betrekking tot de vrijstellingsregeling bepaald door artikel 56, § 2, van voornoemd Wetboek in het voordeel van kleine ondernemingen, wanneer de jaaromzet niet meer bedraagt dan het drempelbedrag dat voor deze regeling is voorzien.  

2.     De wijze waarop dossiers worden gecontroleerd en waarop bewijsmiddelen worden gebruikt, verschilt vanzelfsprekend in functie van de bijzonderheden voor elk dossier. Ik kan het geachte lid evenwel mededelen dat de globale aanpak kadert binnen de doelstelling van nultolerantie voor belastingplichtigen die hun verplichtingen niet correct nakomen. Internethandel kent een aantal bijzonderheden om te kunnen vaststellen dat het handel betreft die gevoerd wordt zonder de fiscale verplichtingen na te komen. Van zodra die vaststellingen er evenwel zijn, wordt de klassieke fiscale procedure gevolgd om tot een regularisatie te komen. Tot de bijzonderheden die de opsporingen bemoeilijken, behoren onder meer het gebruik van "Nicknames" en het aanbieden van goederen op meerdere verkoopwebsites, waarvan sommige trouwens geen zicht bieden op het verkoopcijfer van de aanbieder en andere hoogstens op de verkopen die de aanbieder via die website realiseerde.  

3.     De administratie beschikt niet over statistieken betreffende overtredingen specifiek ten aanzien van de internethandel voor de periode 2007-2011. Wel kan ik het geachte lid meedelen dat er momenteel bij de Algemene Administratie van de Fiscaliteit een controleactie loopt ten aanzien van verkopers op het internet. Deze actie richt zich tot 665 verkopers die elk een risicogedrag vertonen. In de huidige stand van zaken is het nog te vroeg om reeds over resultaten te beschikken.  

4.     Voor iedere overtreding van de verplichting de belasting te voldoen, wordt op grond van artikel 70, § 1, van het Btw-Wetboek een geldboete opgelegd. Deze boete is gelijk aan het dubbel van de ontdoken of niet tijdig betaalde belasting.  

5.     Gelet op de geheimhoudingsplicht, kunnen natuurlijk geen concrete dossiers worden vermeld, maar in het verleden heeft België, samen met een aantal andere lidstaten deelgenomen aan een multilaterale controle die betrekking had op de internetactiviteiten van een niet in de EU gevestigde belastingplichtige die diensten aanbood aan vennootschappen en privé-personen. De geleverde diensten lieten de vennootschappen en privé-personen toe verkopen te realiseren op het internet. België neemt momenteel deel aan een andere multilaterale controle die betrekking heeft op het controleren van vennootschappen actief in internetverkopen waar het aspect directe belastingen wordt onderzocht. Aangezien het dossier nog loopt zijn nog geen resultaten beschikbaar. Bovendien zijn er momenteel een aantal dossiers waarbij inlichtingen worden uitgewisseld met andere lidstaten in verband met verkopers op internet via de diensten van de NOD en het BISC. Omdat deze dossiers nog lopen zijn nog geen resultaten beschikbaar. Ook de Europese Commissie heeft recent een seminarie georganiseerd (waar onder andere België aan deelnam) waar onder meer werd gesproken over het toepassingsgebied van de nieuwe regels inzake taxatie van e-services. Er kan niet ontkend worden dat het onderzoek nog moeilijker wordt wanneer een Belgische belastingplichtige handelsactiviteiten voert via een website, gelokaliseerd in een land waarmee België geen overeenkomst heeft om fiscale inlichtingen uit te wisselen. Niettemin kan gewezen worden op initiatieven die op het internationale niveau werden genomen om de fiscale fraude via internethandel beter te kunnen bestrijden: - een IOTA-project dat beoogt in elke lidstaat een Internet Service Center op te richten dat als "single point of contact" een snellere en efficiëntere informatie-uitwisseling kan garanderen; - een door Nederland bij de EU ingediend en door België mee ondersteund voorstel van project TAFEIC (Tools Against Financial and Economic Internet Crime). Ten slotte onderzoekt een werkgroep op welke wijze het "*be"-domein beter kan beschermd worden tegen gebruikers met motieven van fiscale fraude.